Bax zet schouders er graag weer onder
door Rolf Finders
Dinsdag 27 februari 2007 – WIELRENNEN – Eén dag voor haar val zei Marion Bax nog dat ze zeker door bleef fietsen. Mits er niks ernstigs gebeurde. De vijftigjarige Bavelse wielrenster was immers nog topfit en reed vooraan mee bij de elite-vrouwen.
En toen viel ze. Zomaar op een trainingsritje met vrienden. Met dank aan een oliespoor.
Inmiddels zit ze weer op fiets, fanatiek als altijd en met doelen in haar hoofd. Maar de angst voor vallen zit ook in haar hoofd. We blikken terug en vooruit in zes hoofdstukken.
HOOFDSTUK 1: VAL
“Het was eind december. We waren met een trainingsgroepje aan het rijden en passeerden een rotonde. Daar lag olie. De renner aan de binnenkant van mij ging onderuit, sloeg mijn voorwiel weg en nam mij mee. Ik wist meteen dat het mis was, want ik kon niet meer omhoog komen. Ik baalde en dacht: nu is het over! Ik dacht terug aan mijn zware val in 1998.”
HOOFDSTUK 2: DIAGNOSE
“In het ziekenhuis vonden ze dat mijn rechterschouder er op de röntgenfoto een beetje raar uitzag. Het bleek namelijk dat er nog een oude fractuur zat, van rond 2004. Daar was geen bot aangegroeid, maar bindweefsel. De nieuwe breuk zat er een fractie naast. Ik heb daar dus twee jaar mee gefietst en er zijn maar twee momenten waarbij ik die eerste breuk opgelopen kan hebben. Of in een wedstrijd in België waarin ik viel, of tijdens een trainingsritje waarbij een stuk hout in mijn voorwiel vloog. Nu heb ik inderdaad wel een hoge pijngrens, dat hoort bij topsport. Je wilt immers door en hebt geen tijd te verliezen. En als het goed gaat, is de pijn na een paar dagen over.”
HOOFDSTUK 3: REVALIDATIE
“Ik ben thuis meteen op de hometrainer gaan zitten. Dat ging goed. Na zo’n drie weken ben ik op mijn boodschappenfiets gestapt. Nee, niet om in boodschappentempo te fietsen. Ik trainde dan zo’n vijftig kilometer. Op een racefiets kon ik nog niet zitten. Dat gaf te veel druk op mijn schouder. Ik probeerde het wel steeds thuis in de garage. Later ben ik wel op de mountainbike geklommen. Met een opzetstuurtje. Na zes weken zat ik weer op de racefiets.”
HOOFDSTUK 4: ANGSTEN
“Ik ben nog steeds een stuk voorzichtiger. In het begin zeker. De schrik zat er heel erg in. Bij de bochten deed ik het rustiger aan en alle auto’s zag ik op me af komen. Ik heb inmiddels ook al wat trainingsritjes gereden, maar rijd bewust wat meer achterin. Dan kan ik voor mezelf wat makkelijker ruimte creëren. Je hebt meer overzicht. Ja, ik ben een stuk alerter op dit moment. Dat is ook logisch, want de pijn is nog niet over. Elke dag voel ik mijn schouder, waardoor ik nog niet echt hard aan mijn stuur kan trekken.”
HOOFDSTUK 5: DOELEN
“Ik richt me op de tweede helft van 2007. Het gaat me om de maanden juli, augustus en september. Dan zijn de grote kampioenschappen bij de Masters. De aanloop is rustig. Eind maart, begin april wordt het serieuzer, maar echte uitslagen hoef ik dan nog niet te rijden. Begin april gaan we naar Zuid-Frankrijk om tot een hoger niveau te komen. Het WK op de weg is in Oostenrijk en daarna volgt het WK op de baan in Australië. Ik weet nog niet of ik in Australië ook start. Dat ligt aan het begin van mijn seizoen, want voor dat WK moet je niet 100, maar 110 procent zijn.”
HOOFDSTUK 6: TOEKOMST
“Als ik in april merk dat ik niet klachtenvrij ben, dat het niet gaat, dan moet ik ermee stoppen. Die beslissing kan en wil ik nu nog niet nemen, want op het moment dat stoppen in je hoofd gaat zitten, dan gebeurt het ook. Kijk, als ik nu al niet kon volgen in de trainingswedstrijden dan zou het een ander verhaal zijn. Maar dat gaat me heel goed af. Bovendien heb ik er nog steeds heel veel plezier in. Ook in de trainingen. Mensen zeiden vorig seizoen nog tegen me dat als ik ermee zou stoppen het halve peloton er dan ook maar beter mee op zou kunnen houden. Ik wil dus graag nog even door.”